aambeien

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  aambeien    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈambɛijə(n)/ (3 lettergrepen)
Woordafbreking
  • aam·bei·en

Zelfstandig naamwoord

deaambeienmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord aambei (de afzonderlijke zwellingen)
    • ‘Heeft u inwendige of uitwendige aambeien?’ vraagt de verkoopster aan de vrouw bij de toonbank. [1]
  2. alleen meervoud (medisch) knobbelachtige zwelling van aders in het onderste deel van de endeldarm en in de anus (benaming voor de aandoening)
    • Aambeien plaagden hem. [2]
    • Ik gebruik het graag, dat vochtige wc-papier. Dat komt zo: mijn kak was verleden jaar een tijd nogal hard. Daardoor kreeg ik last van aambeien. [3]
    • Aambeien is de meest voorkomende anale aandoening in Nederland. *[4]
Opmerkingen
  • [2] Net als bij mazelen en waterpokken wordt de naam van de aandoening soms ook opgevat als een enkelvoud.[5]
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord aambeien staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
97 %van de Nederlanders;
97 %van de Vlamingen.[6]

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.