aanbenen

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  aanbenen    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈambɛnə(n)/ (3 lettergrepen)
Woordafbreking
  • aan·be·nen
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
aanbenen
beende aan
aangebeend
zwak -d volledig

Werkwoord

aanbenen

  1. inergatief snel lopen [1]
    • Plots kwam een bewaker haastig aangebeend en maande ons om weg te gaan. 
Verwante begrippen

Gangbaarheid

  • Het woord aanbenen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
58 %van de Nederlanders;
48 %van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.