aanbenen
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: aanbenen (hulp, bestand)
- IPA: / ˈambɛnə(n) / (3 lettergrepen)
Woordafbreking
- aan·be·nen
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van aan vz en benen ww
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
aanbenen |
beende aan |
aangebeend |
zwak -d | volledig |
Werkwoord
aanbenen
- inergatief snel lopen [1]
- Plots kwam een bewaker haastig aangebeend en maande ons om weg te gaan.
Verwante begrippen
Gangbaarheid
- Het woord aanbenen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "aanbenen" herkend door:
58 % | van de Nederlanders; |
48 % | van de Vlamingen.[2] |
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.