benen

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  benen    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈbenə(n)/ (2 lettergrepen)
Woordafbreking
  • be·nen

Zelfstandig naamwoord

debenenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord been
Hyponiemen
Verwante begrippen
stellend
onverbogen (alleen
attributief)
verbogen benen

Bijvoeglijk naamwoord

  1. van been vervaardigd
    • Bij de opgraving vond men enige benen kammen. 
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
benen
beende
gebeend
zwak -d volledig

Werkwoord

benen

  1. ergatief met forse pas lopen
    • Hij beende vol ergernis naar buiten. 
    • Als hij zelfverzekerd door de loopgraven beende en zich tot de mannen richtte, kon hij net zo veel enthousiasme als hij wilde in zijn woorden leggen als hij refereerde aan de verpletterende nederlaag van de vijand die met een laatste salvo de genadeslag zou krijgen, maar de mannen gaven hem alleen wat vaag gemopper ten antwoord en stemden voorzichtigheidshalve zwijgend toe door naar hun kistjes te kijken. [1] 
     Met grote stappen beende hij naar de bank en plofte neer.[2]
Hyponiemen

Gangbaarheid

  • Het woord benen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
98 %van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.