aanboren

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  aanboren    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈamborə(n)/ (3 lettergrepen)
  • IPA: /ˈambɔːrə(n)/
Woordafbreking
  • aan·bo·ren
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
aanboren
boorde aan
aangeboord
zwak -d volledig

Werkwoord

aanboren

  1. overgankelijk met een boor bereiken
    • Om de druk op de oliemarkt enigszins te verlichten boorde een het oliebedrijf een nieuwe oliebron aan. 
  2. overgankelijk een voorraad gaan gebruiken
    • Nu ze vijf dagen ingesneeuwd zaten, moesten ze hun voorraad soep uit een pakje aanboren. 
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord aanboren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
93 %van de Nederlanders;
89 %van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.