aandijken

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  aandijken    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • aan·dij·ken
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

aandijken [1]

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
aandijken
dijkte aan
aangedijkt
zwak -t volledig
  1. overgankelijk door dijken twee stukken land met elkaar verbinden
Afgeleide begrippen

Gangbaarheid

  • Het woord aandijken staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
47 %van de Nederlanders;
79 %van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.