aanfokken

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  aanfokken    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • aan·fok·ken
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

aanfokken [1]

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
aanfokken
fokte aan
aangefokt
zwak -t volledig
  1. van dieren: door fokken vermeerderen

Zelfstandig naamwoord

deaanfokkenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord aanfok

Gangbaarheid

  • Het woord 'aanfokken' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
54 %van de Nederlanders;
46 %van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.