aangorden

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  aangorden    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈaŋɣɔrdə(n)/ (3 lettergrepen)
  • IPA: /ˈanɣɔrdə(n)/
Woordafbreking
  • aan·gor·den
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
aangorden
gordde aan
aangegord
zwak -d volledig

Werkwoord

aangorden

  1. overgankelijk iets met een riem of band om het middel binden
    • Hij kan maar beter zijn spullen aangorden. 
  2. overgankelijk in riemen vastzetten
    • De kinderen moeten goed aangegord worden. 
Uitdrukkingen en gezegden

zich aangorden.

  1. zich gereedmaken (voor de strijd)
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord aangorden staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
51 %van de Nederlanders;
55 %van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.