aanhangsel

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  aanhangsel    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈanhaŋsəl/ (3 lettergrepen)
Woordafbreking
  • aan·hang·sel
Woordherkomst en -opbouw
  • Naamwoord van handeling van aanhangen met het achtervoegsel -sel.
enkelvoud meervoud
naamwoord aanhangsel aanhangselen, aanhangsels
verkleinwoord aanhangseltje aanhangseltjes

Zelfstandig naamwoord

hetaanhangselo

  1. toevoegsel
    • De juiste antwoorden op de vragen zijn gegeven in het aanhangsel achter in het boek. 
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord aanhangsel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.[1]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.