aanjagen

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  aanjagen    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈaɲjaɣə(n)/ (3 lettergrepen)
Woordafbreking
  • aan·ja·gen
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
aanjagen
jaagde aan
joeg aan
aangejaagd
klasse 6

zwak -d
gemengd

volledig

Werkwoord

aanjagen

  1. overgankelijk op het lijf jagen (angst)
     Maar het vooruitzicht om helemaal alleen daar boven te slapen joeg mij angst aan.[1]
  2. overgankelijk voortjagen (motor)
  3. overgankelijk harder doen branden
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord aanjagen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
90 %van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen

  1. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
  2. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.