onderwijs

Nederlands

Uitspraak

(klemtoonhomogram)

  • zn: Geluid:  ónderwijs    (hulp, bestand)
    • IPA: /ˈɔndərˌwɛis/ (3 lettergrepen)
  • ww: Geluid:  onderwíjs    (hulp, bestand)
    • IPA: /ˌɔndərˈwɛis/ (3 lettergrepen)
Woordafbreking
  • on·der·wijs
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord onderwijs -
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

hetónderwijso

  1. (onderwijs) het overbrengen van kennis en vaardigheden (door leraren)
     Ondanks dat er honderd redenen zijn waarom iets niet kan of onhandig is, liet deze doodgewone familie uit Yorkshire zien dat het wel gewoon kan. Beter onderwijs voor je kinderen kan ik me nauwelijks voorstellen.[3]
Synoniemen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen
Vertalingen

Werkwoord

vervoeging van
onderwijzen

onderwíjs

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van onderwijzen
    • Ik onderwijs. 
  2. gebiedende wijs van onderwijzen
    • Onderwijs! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van onderwijzen
    • Onderwijs je? 

Gangbaarheid

  • Het woord onderwijs staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. onderwijs op website: Etymologiebank.nl
  3. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
  4. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.