aanschouw
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- aan·schouw
Woordherkomst en -opbouw
- Naamwoord van handeling van aanschouwen [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | aanschouw | - |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
áánschouw m
Werkwoord
vervoeging van |
---|
aanschouwen |
aanschóúw
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aanschouwen
- Ik aanschouw.
- gebiedende wijs van aanschouwen
- Aanschouw!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aanschouwen
- Aanschouw je?
Gangbaarheid
- Het woord aanschouw staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Verwijzingen
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.