aantellen

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  aantellen    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • aan·tel·len
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

aantellen [1]

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
aantellen
telde aan
aangeteld
zwak -d volledig
  1. van geld: een hoeveelheid geld aan iemand geven
  2. aangroeien, vermeerderen, oplopen
Synoniemen
  • [1] toetellen

Gangbaarheid

  • Het woord 'aantellen' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
53 %van de Nederlanders;
57 %van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.