aanzitten
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: aanzitten (hulp, bestand)
Woordafbreking
- aan·zit·ten
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van aan vz en zitten ww
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
aanzitten |
zat aan |
aangezeten |
klasse 5 | volledig |
Werkwoord
áánzitten
- ~ aan: aan de maaltijd zitten.
- Zij zaten aan aan het banket.
- ▸ Ze vond het echter niet prettig om mee te moeten aanzitten.[1]
- aanraken, de handen leggen op iets.
- Zij zaten overal aan.
Vaste voorzetsels
- aanzitten aan
Gangbaarheid
- Het woord aanzitten staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "aanzitten" herkend door:
95 % | van de Nederlanders; |
90 % | van de Vlamingen.[2] |
Verwijzingen
- ↑ Victoria Holt“Gevangene van de Pasja” (1989), Saga, ISBN 9788726484915
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.