abash

Engels

vervoeging
onbepaalde wijs to  abash 
he/she/it  abashes 
verleden tijd  abashed 
voltooid
deelwoord
 abashed 
onvoltooid
deelwoord
 abashing 
gebiedende wijs  abash 

Werkwoord

abash

  1. overgankelijk beschamen; veroorzaken van iemands plotselinge schaamte of gĂȘne
Afgeleide begrippen
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.