schaamte

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  schaamte    (hulp, bestand)
  • IPA: /'sxa:m.tə/
Woordafbreking
  • schaam·te
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘gevoel van onbehagen over gemaakte fouten’ voor het eerst aangetroffen in 1285 [1]
  • Naamwoord van handeling van schamen met het achtervoegsel -te [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord schaamte -
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

deschaamtev

  1. een gevoel dat iemand de neiging geeft zich te verbergen voor anderen
    • Het jammerlijk mislukken van zijn beloofde verbeteringen vervulde hem met schaamte. 
    • Het spel was, zoals zo vaak dit seizoen, niet om aan te zien. Maar wat maakte het uiteindelijk uit. De schaamte van een jaar geleden is uitgewist. Het publiek, dat bijkans gek werd van de spanning, juichte twee keer uitbundig. En dat was bij de 1-0 en 2-0 van Jong PSV. [3] 
Synoniemen
Verwante begrippen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord schaamte staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.