abel

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  abel    (hulp, bestand)
  • IPA: /abəl/
Woordafbreking
  • abel
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘bekwaam’ voor het eerst aangetroffen in 1350 [1] [2]
stellendvergrotendovertreffend
onverbogen abelabelerabelst
verbogen abeleabelereabelste
partitief abelsabelers-

Bijvoeglijk naamwoord

abel

  1. bekwaam, bedreven
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord abel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
75 %van de Nederlanders;
64 %van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.