behendig

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  behendig    (hulp, bestand)
  • IPA: /bəˈhɛndəx/ (3 lettergrepen)
Woordafbreking
  • be·hen·dig
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘handig’ voor het eerst aangetroffen in 1240 [1]
  • afgeleid van hand met het voorvoegsel be- met het achtervoegsel -ig [2]
stellendvergrotendovertreffend
onverbogen behendigbehendigerbehendigst
verbogen behendigebehendigerebehendigste
partitief behendigsbehendigers-

Bijvoeglijk naamwoord

behendig [3]

  1. een goede lichaamscoördinatie bezittend
    • Hij is een stuk behendiger geworden. 
  2. handig, snel, vlug, vaardig
    • Hij was een behendig toneelspeler. 
Synoniemen
Antoniemen
  • onbehendig
Afgeleide begrippen
Vertalingen
stellend vergrotend overtreffend
behendig behendiger het behendigst

Bijwoord

behendig

  1. op behendige wijze
    • Behendig wist de inbreker de gevel te beklimmen en zich door het openstaande raam te wurmen. 

Gangbaarheid

  • Het woord behendig staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.[4]

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.