abonneren

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  abonneren    (hulp, bestand)
  • IPA: /ɑbɔ'nerə(n)/
Woordafbreking
  • abon·ne·ren
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘intekenen’ voor het eerst aangetroffen in 1824 [1]
  • afgeleid van het Franse abonner (met het achtervoegsel -eren) [2]
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
abonneren
abonneerde
geabonneerd
zwak -d volledig

Werkwoord

abonneren

  1. wederkerend zich ~ op een abonnement aangaan
    • Hij heeft zich op de Volkskrant geabonneerd. 
  2. overgankelijk een abonnement verstrekken
Synoniemen
Afgeleide begrippen
Vaste voorzetsels
  • abonneren op
Vertalingen

Meer informatie

Gangbaarheid

  • Het woord abonneren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
98 %van de Nederlanders;
96 %van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.