acceptant

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  acceptant    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • ac·cep·tant
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘iem. die op zich neemt een wissel te betalen’ voor het eerst aangetroffen in 1631 [1]
  • Naamwoord van handeling van accepteren met het achtervoegsel -ant [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord acceptant acceptanten
verkleinwoord acceptantje acceptantjes

Zelfstandig naamwoord

deacceptantm

  1. een persoon die een wissel accepteert
  2. (beroep) iemand die werkt voor een verzekeringsmaatschappij en daar belast is met het aannemen van verzekeringen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord acceptant staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
85 %van de Nederlanders;
79 %van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen

Frans

Werkwoord

acceptant

  1. tegenwoordig deelwoord (participe présent) van accepter
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.