actualiteit

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  actualiteit    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • ac·tu·a·li·teit
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘onderwerp van de dag’ voor het eerst aangetroffen in 1754 [1]
  • Van het Franse actualité met het achtervoegsel -iteit [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord actualiteit actualiteiten
verkleinwoord actualiteitje actualiteitjes

Zelfstandig naamwoord

deactualiteitv

  1. datgene wat momenteel sterk in de belangstelling staat
    • Dit programma houdt zich voornamelijk met actualiteiten bezig. 
    • De oorlog in Oekraïne is nu weer uit de actualiteiten verdwenen. 
     Beelden van een paar dagen geleden vermengden zich met de actualiteit.[3]
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord actualiteit staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.