adapter

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  adapter    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • adap·ter
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘apparaat tussen stekker en stopcontact als de systemen niet passen’ voor het eerst aangetroffen in 1979 [1]
  • afgeleid van het Engelse to adapt met het achtervoegsel -er [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord adapter adapters
verkleinwoord adaptertje adaptertjes

Zelfstandig naamwoord

deadapterm

  1. (elektrotechniek) een apparaat om elektrische wisselspanning om te vormen naar gelijkspanning van een meestal lager voltage
  2. (elektrotechniek) een universele plug die op verschillende types stopcontact past
  3. (techniek) aanpassing tussen twee afwijkende aansluitingen
Hyponiemen
  • bluetoothadapter, koppelingsadapter, lichtnetadapter
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord adapter staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
97 %van de Nederlanders;
92 %van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen

Frans

Uitspraak
  • Geluid:  adapter    (hulp, bestand)
  • IPA: /adapte/
stamtijd
infinitief verleden
tijd
voltooid
deelwoord
adapter
/adapte/
adaptais
/adaptɛ/
adapté
/adapte/
eerste groep volledig

Werkwoord

adapter

  1. bewerken, aanpassen, adapteren
  2. aansluiten, bevestigen.
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.