afdak

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  afdak    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈɑvdɑk/ (2 lettergrepen)
    • (Noord-Nederland): /ˈɑf.dɑk/
    • (Vlaanderen, Brabant): /ˈɑf.dɑk/
    • (Limburg): /ˈɑv.dɑk/
Woordafbreking
  • af·dak
Woordherkomst en -opbouw
  • van het Duits abdach [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord afdak afdaken
verkleinwoord afdakje afdakjes

Zelfstandig naamwoord

hetafdako

  1. een schuin van een gebouw uitstekend stuk dak dat beschutting verleent aan de buitenmuur
    • Het gaat regenen; laten we even onder het afdakje gaan staan. 
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord afdak staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.