afdalen

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  afdalen    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • af·da·len
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
afdalen
daalde af
afgedaald
zwak -d volledig

Werkwoord

afdalen

  1. ergatief naar een lagere hoogte gaan
    • Het vliegtuig daalde af zodat het kon landen. 
     Ik was blij dat we aan het afdalen waren en dat ik snel weer veilig in mijn tent in het dal kon kruipen.[1]
  2. naar binnen gaan
     In De andere naam van Jon Fosse is de stijl zeker eigen. De Noorse meester van het langzame proza daalt in repetitieve, ritmische zinnen af in het hoofd van een piekerende schilder.[2]
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord afdalen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen

  1. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
  2. Weblink bron
    Emilia Menkveld
    “Vijf Nederlandse vertalers maken kans op Filterprijs 2020” (13 maart 2020), de Volkskrant
  3. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.