afknapper
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: afknapper (hulp, bestand)
- IPA: / ˈɑfknɑpər / (3 lettergrepen)
Woordafbreking
- af·knap·per
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | afknapper | afknappers |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
de afknapper m
- een tegenvaller die zo groot is dat men daarna moeilijk of niet verder kan of gaat
- „Als er nu een fantastische, slimme jongen op een middelbare school bij zijn decaan komt en vraagt of hij naar de pabo zal gaan, zal die waarschijnlijk zeggen: daar ben je te goed voor”, zegt Emile van Velsen, opleidingsdirecteur van de pabo op de Christelijke Hogeschool Ede. Hij is het er niet mee eens, maar dat is het beeld: dat het basisonderwijs niet erg uitdagend is. De inhoud niet, en de carrièreperspectieven ook niet. Dat is een afknapper'Vetgedrukte tekst', vooral voor jonge mannelijke leraren. [2]
Synoniemen
Gangbaarheid
- Het woord afknapper staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "afknapper" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[3] |
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ NRC Thomas de Veen 5 oktober 2016
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.