aflaat
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: aflaat (hulp, bestand)
- IPA: /ˈɑflat/
Woordafbreking
- af·laat
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘kwijtschelding van zonden’ voor het eerst aangetroffen in 901 [1]
- uit het Middelnederlands [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | aflaat | aflaten |
verkleinwoord | aflaatje | aflaatjes |
Zelfstandig naamwoord
de aflaat m
- (religie) een kwijtschelding van tijdelijke straffen die men zou moeten ondergaan na het sterven, binnen de rooms-katholieke traditie
- In de middeleeuwen kochten veel mensen aflaten tegen woekerprijzen.
Afgeleide begrippen
Hyponiemen
- portiuncula-aflaat
Vertalingen
Werkwoord
vervoeging van |
---|
aflaten |
aflaat
Gangbaarheid
- Het woord aflaat staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "aflaat" herkend door:
83 % | van de Nederlanders; |
94 % | van de Vlamingen.[3] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ "aflaat" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ aflaat op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.