afpeilen

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  afpeilen    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • af·pei·len
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

afpeilen [1]

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
afpeilen
peilde af
afgepeild
zwak -d volledig
  1. meten van de diepte van een water met een peilstok

Gangbaarheid

  • Het woord afpeilen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
67 %van de Nederlanders;
78 %van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.