afpijnigen

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  afpijnigen    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • af·pij·ni·gen
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

afpijnigen [1]

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
afpijnigen
pijnigde af
afgepijnigd
zwak -d volledig
  1. overgankelijk de geest zo hard gebruiken dat het heel vermoeiend is
    • Hij pijnigde zijn hersens af om een oplossing te vinden. Plotseling kreeg hij een idee.[2] 
    • Of, in de woorden van Jan Wolkers, ontwerper van het Auschwitz-monument in Amsterdam: 'Tot barstens toe kun je je hersens afpijnigen of er een beeld wil opdoemen dat die schande en dat leed bij benadering zou kunnen weergeven.'[3] 
Synoniemen

Gangbaarheid

  • Het woord afpijnigen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Herzen, Frank
    De zoon van de woordbouwer 1970 ISBN 9062805450 pagina 122
  3. Volkskrant FRANK VAN VREE 18 maart 1995
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.