afploegen

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  afploegen    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • af·ploe·gen
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

afploegen [1]

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
afploegen
ploegde af
afgeploegd
zwak -d volledig
  1. (landbouw) omwerpen van de aarde
  2. (landbouw) met een ploeg verwijderen of doorsnijden
  3. wederkerend zich afploegen: zich door te ploegen helemaal afmatten of uitputten
Synoniemen

Gangbaarheid

  • Het woord 'afploegen' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
64 %van de Nederlanders;
72 %van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.