afrekening

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  afrekening    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈɑfrekənɪŋ/
Woordafbreking
  • af·re·ke·ning
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord afrekening afrekeningen
verkleinwoord afrekeningetje afrekeningetjes

Zelfstandig naamwoord

deafrekeningv

  1. uiteindelijke bestraffing
    • Hij heeft genoeg mensen benadeeld, het is tijd voor de afrekening. 
  2. een moord in het criminele circuit
    • Vanmiddag was er weer een afrekening uitgevoerd door de Italiaanse maffia. 
  3. een bewijs van betaling
    • Mag ik de afrekening alstublieft? 
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord afrekening staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.