afschieten

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  afschieten    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈɑfsxitə(n)/ (3 lettergrepen)
Woordafbreking
  • af·schie·ten
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
afschieten
/'ɑf.sxi.tə(n)/
schoot af
/sxot 'ɑf/
afgeschoten
/'ɑf.xə.sxo.tə(n)/
klasse 2 volledig

Werkwoord

afschieten

  1. overgankelijk met een schot doden
    • De overbevolking in dit gebied wordt bestreden door jaarlijks wild af te schieten. 
  2. iets met behulp van een explosie snel weg laten vliegen
    • Wij mogen op oudejaarsavond vuurpijlen afschieten. 
     Het kon namelijk niet anders of er zou verbaal vuurwerk worden afgeschoten.[1]
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord afschieten staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.