afschot

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  afschot    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • af·schot
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord afschot afschotten
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

hetafschoto

  1. (bouwkunde) een bewust aangebrachte helling van een vlak of leiding voor het doen af- of weglopen van vloeistof
    • Er was onvoldoende afschot waardoor het water op het dak bleef staan. 

Gangbaarheid

  • Het woord afschot staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
90 %van de Nederlanders;
61 %van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.