afsluiting

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  afsluiting    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈɑfslœytɪŋ/ (3 lettergrepen)
Woordafbreking
  • af·slui·ting
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord afsluiting afsluitingen
verkleinwoord afsluitinkje afsluitinkjes

Zelfstandig naamwoord

deafsluitingv

  1. iets afsluiten
    • Door de afsluiting kreeg hij geen stroom meer. 
  2. beëindiging, einde
    • Het Suikerfeest is de afsluiting van de ramadan. 
     Het kwam hem ineens komisch voor dat hij zijn laatste frauduleuze handeling als directeur met eigen middelen had gefinancierd. Een waardige afsluiting. Overmorgen diende hij schriftelijk zijn ontslag in.[1]
  3. een voorwerp dat ervoor zorgt dat iets afgesloten wordt
    • De afsluiting op de deur werkte niet goed. 
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord afsluiting staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.