afsnauwen

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  afsnauwen    (hulp, bestand)
  • IPA: /ɑfsnɔuə(n)/
Woordafbreking
  • af·snau·wen
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
afsnauwen
snauwde af
afgesnauwd
zwak -d volledig

Werkwoord

afsnauwen

  1. overgankelijk iemand op geïrriteerde toon kortaf antwoorden
    • Zit me toch niet zo af te snauwen, joh! 

Gangbaarheid

  • Het woord afsnauwen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
96 %van de Nederlanders;
96 %van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.