afvloeien

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  afvloeien    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • af·vloei·en
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

afvloeien [1] [2]

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
afvloeien
vloeide af
afgevloeid
zwak -d volledig
  1. ontslag krijgen
    • De de verminderde vraag naar auto's moesten veel werknemers van de autofabriek afvloeien. 
  2. onovergankelijk wegvloeien
  3. overgankelijk (verouderd) met vloeipapier bestrijken (in de tijd dat er nog met inkt werd geschreven)
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord afvloeien staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
97 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.