afzwemmen

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  afzwemmen    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • af·zwem·men
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
afzwemmen
zwom af
afgezwommen
klasse 3 volledig

Werkwoord

afzwemmen

  1. een zwemdexamen doen
    • De trotse ouders keken naar hun kind dat voor het zwemdiploma A afzwom. 
     Max en Dennis. Lachende koppies op hun derde verjaardag. De eerste schooldag. Fietsen met zijwieltjes. Afzwemmen. . . De laatste flard was een pijnlijke steek die ze schijnbaar emotieloos incasseerde.[1]

Gangbaarheid

  • Het woord afzwemmen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
98 %van de Nederlanders;
66 %van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.