alert

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  alert    (hulp, bestand)
  • IPA: /aˈlɛrt/
Woordafbreking
  • alert
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘bijdehand’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1751 [1]
stellendvergrotendovertreffend
onverbogen alertalerteralertst
verbogen alertealerterealertste
partitief alertsalerters-

Bijvoeglijk naamwoord

alert

  1. oplettend, snel reagerend
    • De alerte arts zag direct dat het niet goed ging met de patiënt. 
     Over het algemeen was hij iets feller en alerter dan Dennis, die meestal de kat uit de boom keek.[2]
     Een alerte observator ziet dat literatuur en kunst bol staan van homoseksuele verwijzingen.[3]
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord alert staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
98 %van de Nederlanders;
96 %van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen


Duits

Uitspraak
  • Geluid:  alert    (hulp, bestand)
stellend vergrotend overtreffend
alert
alerter
am alertesten
alle verbuigingsvormen

Bijvoeglijk naamwoord

alert

  1. alert


Engels

Uitspraak
  • Geluid:  alert (VS)    (hulp, bestand)
stellend vergrotend overtreffend
alertmore alertmost alert

Bijvoeglijk naamwoord

alert

  1. alert, waakzaam
  2. levendig
Afgeleide begrippen
  • alertness

Zelfstandig naamwoord

alert

  1. alarmsignaal
  2. waarschuwing
vervoeging
onbepaalde wijs to  alert 
he/she/it  alerts 
verleden tijd  alerted 
voltooid
deelwoord
 alerted 
onvoltooid
deelwoord
 alerting 
gebiedende wijs  alert 

Werkwoord

alert

  1. overgankelijk alarmeren, waarschuwen
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.