alarmsignaal

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  alarmsignaal    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • alarm·sig·naal
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord alarmsignaal alarmsignalen
verkleinwoord alarmsignaaltje alarmsignaaltjes

Zelfstandig naamwoord

hetalarmsignaalo

  1. een noodsignaal, vaak in de vorm van een luid geluid of een knipperend licht, dat voor dreigend gevaar waarschuwt
    • Let altijd op het alarmsignaal! Als het afgaat, moet u de ruimte verlaten. 
     Hij duwde zijn kop tegen Gabriels been en keek hem met smekende ogen aan alsof hij wilde zeggen: we zijn nu toch met ons drieën en u kunt toch gelukkig zijn? Op dat moment werd mijn plezier vergald door de speldeprikken van een alarmsignaal.[1]
     Doorlopend horen we in de verte alarmsignalen.[2]


Vertalingen

Meer informatie

Gangbaarheid

  • Het woord alarmsignaal staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

Verwijzingen

  1. Victoria Holt
    “Erfgenaam van Kirkland” (1962), Saga, ISBN 9788726484977
  2. Jan Klijn
    “Van regenwoud tot bergtop” (2020), KokBoekencentrum Uitgevers, ISBN 9789043535007
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.