allerzwakste

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  allerzwakste    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈɑlərˌzwɑkstə/ (4 lettergrepen)
Woordafbreking
  • al·ler·zwak·ste
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord allerzwakste allerzwaksten
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

deallerzwakstev/m

  1. iemand die in een zeer zwakke sociaal economische positie verkeert

Niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie als bijvoeglijk naamwoord

Bijvoeglijk naamwoord

allerzwakste

  1. verbogen vorm van de stellende trap van allerzwakst
     Een 'allerzwakste redeneertrant', vond hij.[1]

Gangbaarheid

  • Het woord allerzwakste staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

Verwijzingen

  1. Jessica Merkens
    “Op eigen houtje” (2023), Ambo/Anthos uitgevers , ISBN 9789026360930
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.