ambiguïteit

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  ambiguïteit    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • am·bi·gu·i·teit
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘dubbelzinnigheid’ voor het eerst aangetroffen in 1654 [1]
  • afgeleid van ambigu met het achtervoegsel -iteit [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord ambiguïteit ambiguïteiten
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

deambiguïteitv

  1. dubbelzinnigheid
Verwante begrippen
  • equivociteit
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord ambiguïteit staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
77 %van de Nederlanders;
81 %van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.