anglofiel

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  anglofiel    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • an·glo·fiel
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘voorliefde voor Engels of Engelsen tonend’ voor het eerst aangetroffen in 1886 [1]
  • afgeleid van het Latijnse Anglus (Engels) met het achtervoegsel -fiel [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord anglofiel anglofielen
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

deanglofielm

  1. liefhebber van al wat Engels is
stellendvergrotendovertreffend
onverbogen anglofielanglofieleranglofielst
verbogen anglofieleanglofielereanglofielste
partitief anglofielsanglofielers-

Bijvoeglijk naamwoord

anglofiel

  1. voorliefde tonend voor al wat Engels is
Verwante begrippen

Gangbaarheid

  • Het woord anglofiel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
88 %van de Nederlanders;
90 %van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.