annexeren

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  annexeren    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˌɑnɛkˈsɪːrə(n)/
Woordafbreking
  • an·nexe·ren
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘inlijven’ voor het eerst aangetroffen in 1859 [1]
  • afgeleid van het Franse annexer met het achtervoegsel -eren [2]
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
annexeren
annexeerde
geannexeerd
zwak -d volledig

Werkwoord

annexeren

  1. overgankelijk het toeëigenen van een grondgebied
    • Oostenrijk werd tijdens de Tweede Wereldoorlog door Duitsland geannexeerd. 
     Het annexeren van Californië was toen nog maar een kwestie van tijd.[3]
  2. zich toe-eigenen
     Als klein meisje had Dora al geweten dat een ruimte-innemend proces niks te maken had met het annexeren van een kamer, maar een tumor is, en dat Jojo er zijn levenswerk van had gemaakt om dat soort ruimte- innemende processen uit de hoofden van mensen te snijden.[4]
Synoniemen
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord annexeren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
93 %van de Nederlanders;
95 %van de Vlamingen.[5]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.