archarchitect

Engels

Woordherkomst en -opbouw
  • Samenstelling van architect ("architect") met het voorvoegsel arch- ("aarts-").
enkelvoud meervoud
archarchitect archarchitects

Zelfstandig naamwoord

archarchitect

  1. aartsarchitect[1]

Verwijzingen

  1. Johnson
    , Samuel
    ; bewerkt door John Walker (1835). Johnson's English Dictionary, p. 101. Uitg.: N. Hale. Dit werk bevindt zich in het publiek domein.
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.