armada

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  armada    (hulp, bestand)
  • IPA: /ɑrˈmada/ (3 lettergrepen)
Woordafbreking
  • ar·ma·da
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Spaans, in de betekenis van ‘oorlogsvloot’ voor het eerst aangetroffen in 1588 [1]
  • [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord armada armada's
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

dearmadav/m [3]

  1. grote oorlogsvloot

Gangbaarheid

  • Het woord armada staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
79 %van de Nederlanders;
77 %van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen

Occitaans

Uitspraak
  • IPA: /ar'maδo/
Woordafbreking
  • ar·ma·da

Zelfstandig naamwoord

armada v

  1. leger
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.