armbezoek

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  armbezoek    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • arm·be·zoek
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord armbezoek armbezoeken
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

hetarmbezoeko

  1. het naar de armen gaan om zich op de hoogte te stellen van hun toestand en hun noden

Gangbaarheid

  • Het woord 'armbezoek' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
37 %van de Nederlanders;
36 %van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.