arriveren

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  arriveren    (hulp, bestand)
  • IPA: /ɑriˈverə(n)/ (4 lettergrepen); /ɑriveːrən/
Woordafbreking
  • ar·ri·ve·ren
Woordherkomst en -opbouw
  • van Frans  arriver ww  (met het achtervoegsel -eren), in de betekenis van ‘aankomen’ voor het eerst aangetroffen in 1240 [1] [2] [3]
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
arriveren
arriveerde
gearriveerd
zwak -d volledig

Werkwoord

arriveren

  1. ergatief de bestemming bereiken
    • De stoet was bij het paleis gearriveerd. 
     Het was nog donker toen Jack arriveerde om mij met zijn auto naar de Mexicaanse grens brengen.[4]
     ‘YeeHaa…’ Met een plons sprong Goldie naast me het hete water in. Goldie en Barbie hadden me binnen een halfuur al ingehaald en waren ook gearriveerd bij de rivier.[4]
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord arriveren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
96 %van de Vlamingen.[5]

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.