articulatie

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  articulatie    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • ar·ti·cu·la·tie
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘spraakklankvorming’ voor het eerst aangetroffen in 1824 [1]
  • Naamwoord van handeling van articuleren met het achtervoegsel -atie
enkelvoud meervoud
naamwoord articulatie articulaties
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

dearticulatiev

  1. (muziek) de wijze waarop overgegaan wordt dan de ene noot op de volgende
    • Je kunt hier de articulatie wel wat meer legato maken. 
  2. (taalkunde) de wijze waarop de fonemen van taal door een spreker gerealiseerd worden
    • Je zult aan je articulatie moeten werken om beter verstaanbaar te zijn voor je publiek.  [2]
  3. (anatomie) de wijze waarop beweegbare delen van een lichaam aan elkaar verbonden zijn in een gewricht
    • De articulatie in het schoudergewricht staat een grote mate van vrijheid van beweging toe. 
Hyponiemen
  • belangenarticulatie, coarticulatie, exarticulatie
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord articulatie staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
98 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.