assertief

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  assertief    (hulp, bestand)
  • IPA: /ɑsɛrˈtif/
Woordafbreking
  • as·ser·tief
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘zelfbewust’ voor het eerst aangetroffen in 1979 [1]
  • afgeleid van assertie met het achtervoegsel -ief
  • afgeleid van het Franse assertif of daarvoor van het Latijnse 'assertivus'
stellendvergrotendovertreffend
onverbogen assertiefassertieverassertiefst
verbogen assertieveassertievereassertiefste
partitief assertiefsassertievers-

Bijvoeglijk naamwoord

assertief

  1. mondig, zelfbewust
    • Hij was soms wel een beetje te assertief bij het agressieve af. 
     De Chantal die zij enkele maanden geleden had ontmoet, zou nooit zo assertief hebben gereageerd.[2]
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord assertief staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
96 %van de Nederlanders;
98 %van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.