attribuut

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  attribuut    (hulp, bestand)
  • IPA: /ɑtriˈbyt/ (3 lettergrepen)
Woordafbreking
  • at·tri·buut
Woordherkomst en -opbouw
  • [1-3]: van Frans attribut, in de betekenis van ‘tot het wezen behorende eigenschap’ voor het eerst aangetroffen in 1811 [1]
  • [4]: van Engels attribute
enkelvoud meervoud
naamwoord attribuut attributen
verkleinwoord attribuutje attribuutjes

Zelfstandig naamwoord

hetattribuuto

  1. voorwerp, behorend bij iets anders
    • Wielerschoenen, een fietshelm en handschoentjes zijn belangrijke attributen voor het wielrennen. 
    • De heiligen die zijn afgebeeld in heiligebeelden zijn te herkennen aan hun attributen. Zo kun je Petrus herkennen aan de sleutels. 
     Terwijl haar blik heen en weer schoot, bedekten de vingers van haar linkerhand het plastic bandje om haar pols. Het verplichte attribuut van Hotel Luxor was hier ongepast.[2]
  2. (taalkunde) bijvoeglijke bepaling, een woord of woordengroep die wat zegt over een zelfstandig naamwoord.
    • De vet gedrukte woorden zijn een duidelijk en helder attribuut. 
  3. rekwisiet
  4. (informatica) tot het wezen (de entiteit) behorende eigenschap
    • de attributen 'naam', 'adres', en 'woonplaats' werden opgeslagen bij de entiteit 'klant' 
Hyponiemen
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord attribuut staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
97 %van de Nederlanders;
97 %van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.