audioloog

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  audioloog    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • au·dio·loog
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord audioloog audiologen
verkleinwoord audioloogje audioloogjes

Zelfstandig naamwoord

deaudioloogm

  1. (beroep) (medisch) iemand die zich bezig houdt met het meten en door hulpmiddelen corrigeren van de gehoorsfunctie
Verwante begrippen

Gangbaarheid

  • Het woord audioloog staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
94 %van de Nederlanders;
95 %van de Vlamingen.[1]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.