auditeur

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  auditeur    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • au·di·teur
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord auditeur auditeurs
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

deauditeurm

  1. (beroep) (juridisch) ambtenaar bij het auditoraat van de Raad van State
  2. (beroep) (juridisch) auditeur-generaal
Afgeleide begrippen

Gangbaarheid

  • Het woord auditeur staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
94 %van de Nederlanders;
97 %van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.